Betere samenwerking palliatieve zorg leidt tot minder ziekenhuis- en IC-opnames
Utrecht, 25 januari – In regio’s waar zorgaanbieders, zoals wijkverpleging, huisarts, hospices en ziekenhuis in de palliatieve fase intensief samenwerken ontvangen patiënten vaker passende zorg, wat leidt tot minder ziekenhuisopnames. Patiënten en naasten ervaren daarmee een waardiger afscheid, terwijl de zorgkosten niet stijgen. Dat blijkt uit onderzoek van Palliatieve Zorg Nederland (PZNL) waarin patiëntdata van zes ‘koploperinitiatieven’ in transmurale palliatieve zorg zijn vergeleken met gegevens van een controlegroep. Ook het aantal IC-opnames valt bij intensievere samenwerking lager uit. Vanuit de koploperinitiatieven werd 0,5 procent van de patiënten opgenomen op de IC. In een vergelijkbare controlegroep die reguliere zorg ontving was dat 10 procent.
Door de vergrijzing zullen in Nederland de komende jaren steeds meer mensen komen te overlijden. Het merendeel van de mensen wil het liefst thuis overlijden. In 2019 stierven rond de 150.000 mensen en in 2055 zal dat rond de 209.000 liggen. Bij ongeveer 70 procent van deze groep komt het overlijden niet onverwacht en is er potentieel behoefte aan palliatieve zorg. Uit eerder onderzoek blijkt dat patiënten waarbij ziekenhuis of IC-opnames worden voorkomen een betere kwaliteit van leven ervaren in de laatste levensfase.
Initiatieven voor betere palliatieve zorg
De afgelopen jaren zijn tal van regionale initiatieven opgezet om de samenwerking tussen verschillende betrokken zorgaanbieders binnen de palliatieve zorg te verbeteren. Om de effecten hiervan in kaart te brengen en te kijken wat de succesbepalende elementen in de samenwerking zijn is het TAPA$-project (TrAnsmurale PAlliatieve zorg met passende beko$tiging) gestart. Het TAPA$-project bestaat uit zes regionale initiatieven waarin transmuraal werd samengewerkt (netwerkzorg).
Minder belasting ziekenhuiszorg
Het TAPA$-project vergeleek patiënten binnen de zes initiatieven (n=210) met een vergelijkbare controlegroep die niet binnen het initiatief palliatieve zorg ontving. Daarbij richtten de onderzoekers zich onder andere op ‘potentieel niet-passende zorg in de laatste maand voor overlijden’. Dat is wanneer een patiënt in die periode vaker dan twee keer wordt opgenomen in een ziekenhuis, langer dan 14 dagen is opgenomen, terecht komt op de spoedeisende hulp (SEH) of intensive care (IC) of sterft in een ziekenhuis. Het percentage patiënten dat niet-passende zorg kreeg was binnen de TAPA$-projecten aanzienlijk lager (14,8 procent vs. 33,8 procent). Er is vooral een groot verschil in het aantal IC-opnames en sterven in het ziekenhuis.
Minder dure zorg gedeclareerd, toename kosten eerste lijn
Daarnaast is gekeken naar zorgkosten op basis van declaratiedata. De mediane kosten waren voor de patiënten binnen de zes initiatieven (n=210) zo’n 10 procent lager dan in een vergelijkbare controlegroep. Binnen de zorgkosten was daarnaast een verschuiving zichtbaar van de tweede lijn (ziekenhuiszorg) naar de eerste lijn (wijkverpleging en huisartsenzorg).
Kansen voor betere zorg in palliatieve fase
‘Dit onderzoek laat zien dat er veel ruimte voor verbetering is in de zorg voor mensen in de palliatieve fase. We moeten die vooral zoeken in transmurale samenwerking en toe bewegen naar de plaats waar de patiënt het liefste wil zijn, thuis. Specialistische ondersteuning aan de huisarts en wijkverpleging zijn dan wel van belang’, aldus Saskia Teunissen, bestuursvoorzitter van PZNL. Hoewel zorgverleners enthousiast zijn over de aanpak, worden er met name in de organisatie en bekostiging knelpunten ervaren. Teunissen: ‘Vanuit het TAPA$-project is, op basis van interviews met de betrokkenen uit de projecten, een toolkit opgesteld voor andere regio’s die met soortgelijke initiatieven willen starten. Tegelijk zullen we ook op landelijk niveau aan de slag moeten. De huidige manier van bekostiging is bijvoorbeeld niet ingericht op netwerkzorg. Samen met partijen als de NZa, zorgverzekeraars en de overheid zullen we hier verdere stappen in moeten maken. Het Nationaal Programma Palliatieve Zorg, waarin vertegenwoordigers van generalistische zorg en de specialistische palliatieve zorg samen optrekken, biedt hiervoor een mooi kader.’