Het bankhangende brein: waarom is het soms zo lastig om iets uitdagends te doen?
Het leren van een taal kan op langere termijn een beloning opleveren; bijvoorbeeld een betere baan of een gemakkelijkere vakantie. Toch kijken veel mensen in plaats daarvan liever naar Netflix. Anderen, met vergelijkbaar IQ, kiezen juist wel vrijwillig voor een mentale uitdaging zoals een sudokupuzzel, ook al staat daar géén beloning tegenover. Wat veroorzaakt dit verschil? En, kun je er wat aan doen?
Monja Froböse promoveert op 31 oktober 2019 op deze vraag, en bestudeerde met name de rol hierin van de signaalstoffen dopamine en noradrenaline, samen de catecholamines genoemd. Zij liet proefpersonen kiezen tussen makkelijke en moeilijke mentale taken, maar beïnvloedde daarbij het effect van de catecholamines. Dit deed zij door de gezonde deelnemers de stof methylfenidaat – o.a. bekend als ritalin – of tyrosine te geven. Tyrosine zit in vrij beschikbare concentratiemiddelen. Beide stoffen zorgen voor een hogere concentratie van de catecholamines.
Lastige collega’s en brandalarmen
Uit de experimenten blijkt dat niet elke mentale taak hetzelfde is. Een taak waarin je afleiding moet buitensluiten kost meer moeite dan een taak waarbij je juist vaak moet switchen tussen verschillende soorten informatie. Het dagelijks leven bestaat vaak uit een mix van de twee. Denk aan een druk kantoor waarbij je je pratende collega’s moet negeren om iets te kunnen doen (afleiding buitensluiten), maar waarbij je wél moet reageren als het brandalarm of je telefoon afgaat (switchen). De concentratiemiddelen hebben hier geen eenduidig effect op. Inname van het eiwit tyrosine maakte gezonde ouderen (60-75 jaar) bijvoorbeeld beter in flexibele taken, maar minder goed in taken waarbij afleiding buitengesloten moest worden.
Je kunt het. Maar wíl je het wel?
Naast het positief beïnvloeden van het vermogen om taken uit te voeren, heeft tyrosine een negatieve invloed op hoe moeilijk een taak ingeschat wordt, of hoe graag oudere deelnemers de moeilijke taak wilden vermijden. Voor ritalin vond Froböse vergelijkbare effecten onder jongvolwassen deelnemers. Ook speelt impulsiviteit een rol: voor minder impulsieve mensen kunnen de middelen een positief effect hebben op de motivatie. Maar hoe impulsiever de persoon wordt, hoe meer zowel ritalin als tyrosine de motivatie verlagen om moeilijke taken uit te voeren.
“Dit onderzoek levert het eerste empirische bewijs dat concentratiemiddelen niet alleen de capaciteit vergroten om een mentale taak uit te voeren, maar dat ze ook de motivatie voor het doen van die taak kunnen beïnvloeden.” Met andere woorden: misschien dat zo’n middel er wel voor zorgt dat je beter in staat bent om zo’n taak uit te voeren, maar tegelijkertijd zie je er ook meer tegenop. Froböse: “Dit zou ook zo kunnen zijn voor een therapie met ritalin, dat nu al veel voorgeschreven wordt aan ADHD patiënten. Dat zou betekenen dat de prestaties van iemand die zo’n middel neemt niet per se het resultaat zijn van alleen zijn of haar vermogen om dat te doen, maar ook de motivatie óm het te doen.”
Monja Froböse (1988) promoveert op 31 oktober 2019 bij het Donders Instituut, Radboudumc onder hoogleraar Roshan Cools.
De promotie van Monja Froböse in het kort:
- Signaalstoffen in de hersenen bepalen niet alleen hoe goed we een taak kunnen, maar ook hoe moeilijk we die taak inschatten: is het de moeite waard of niet?
- Taken die eisen dat je informatie lang vasthoudt zijn moeilijker dan taken waarbij je steeds nieuwe informatie moet verwerken.
- Concentratiemiddelen kunnen je capaciteit vergroten om een taak uit te voeren, maar tegelijkertijd zorgen dat je minder gemotiveerd bent om hem te doen.
Bron: Radboudumc
Datum: 30 oktober 2019