Skip to main content

Wetenschapsagenda mei 2020

mei 20, 2020
Vanwege de situatie rondom het coronavirus verdedigen promovendi hun onderzoek nu digitaal. Sommige promoties zijn thuis te volgen. Als het bekend is, staat de link hieronder vermeld. Voor sommige van de promoties van de UvA kunt u hier de precieze link vinden.

Woensdag 20 mei
Promotie (VU), 9.45 uur
Mariam Slot: Helpen PET-scans vooraf aan operatie hersentumoren

Slot onderzocht hoe ver hersentumoren, specifiek meningeomen, doorgroeien in de normale bekleding van de hersenen. Meningeomen zijn de meest voorkomende hersentumoren en ontstaan uit cellen in de meningen, de bekleding van de hersenen en het ruggenmerg.

Meestal zijn dit goedaardige tumoren, bij ongeveer tien procent van de patiënten zijn de tumoren onrustig of zelfs kwaadaardig. Of een tumor goed- of kwaadaardig is wordt pas duidelijk na een operatie wanneer het weefsel is onderzocht. Naast het onderzoeken van het doorgroeien in de normale bekleding, bestudeerde Slot of deze doorgroei zichtbaar is op een MRI-scan. De uitkomst is dat onrustige en kwaadaardige meningeomen uitgebreider in de normale meningen groeien dan op een MRI-scan zichtbaar is.

Ook keek ze of artsen vóór de operatie met PET-scans beter kunnen inschatten hoe kwaadaardig een meningeoom is. Uitgebreide informatie hierover, samen met de mate van ingroei in de meningen, beïnvloedt de besluitvorming omtrent indicatie en timing voor chirurgie. Bovendien kan het de mate van het wegsnijden, die de chirurg nastreeft, beïnvloeden.
Link naar proefschrift

Woensdag 20 mei
Promotie (UvA), 12.00 u 
Erik-Jonas van de Griendt: Behandeling van problematisch ernstige astma

Gedragsproblemen als teruggetrokken zijn en somberheid komen vaker voor bij kinderen met problematische ernstig astma. Ook hebben deze kinderen een lagere kwaliteit van leven. Dit stelt Erik-Jonas van de Griendt in zijn proefschrift dat inzicht biedt in problemen bij het behandelen van problematisch ernstige astma, vroeger moeilijk behandelbaar astma genoemd.

Hij vroeg zich af wat nodig is om deze vorm van astma bij kinderen weer behandelbaar te krijgen. Van de Griendt kijkt naar diverse domeinen zoals longfunctie, astmacontrole en gedrag en kwaliteit van leven. Ook heeft hij de samenhang met ernstig overgewicht en hooikoorts onderzocht. Is er bewijs om die aandoeningen aan te pakken in het licht van astmaklachten.
De promovendus stelt dat zorgverleners deze patiënten multidisciplinair moeten behandelen, waarbij alle gezondheidsdomeinen aandacht krijgen. Het blijkt dat het verminderen van ernstig overgewicht bij alle kinderen de longfunctie verbetert. Dit geldt ook bij kinderen met astma.

Hij vond onvoldoende onderbouwing om hooikoorts aan te pakken met immuuntherapie om astmaklachten onder controle te krijgen. Dat wil niet zeggen dat er geen aandacht moet zijn voor hooikoorts bij kinderen met astma. Ook moet het behandelteam psychologische aspecten van de ziekte in ogenschouw nemen.
Link naar proefschrift

Woensdag 20 mei
Promotie (VU), 13.45 uur  
Kate Sitnikova: Psychologische behandeling medisch onverklaarde klachten door praktijkondersteuner kan effectief zijn


Medisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten komen veel voor en huisartsen zien regelmatig dergelijke patiënten. De meest onderzochte effectieve behandeling voor deze klachten is cognitieve gedragstherapie. Om in aanmerking te komen voor deze behandeling, verwijst de huisarts patiënten vaak door naar een psycholoog binnen de GGZ. Voor veel mensen is dit een obstakel. Kate Sitnikova deed onderzoek naar een laagdrempeliger psychologische behandeling door de praktijkondersteuner voor de GGZ binnen de huisartsenpraktijk.

Aan het onderzoek van Sitnikova deden 213 patiënten mee. De helft kreeg de behandeling naast gebruikelijke zorg en de andere helft kreeg gebruikelijke zorg, waarbij de huisarts de geldende richtlijnen volgt.
Bij de behandeling van zes sessies door de praktijkondersteuner ging de aandacht uit naar het psychisch en praktisch omgaan met de gevolgen van de klachten.

In vergelijking met de controlegroep hadden de patiënten die de behandeling van de praktijkondersteuner volgden, na een jaar minder last van pijn en beperkingen door de fysieke klachten. Vooral patiënten met een kortere klachtenduur en een kleiner aantal andere fysieke aandoeningen hadden baat bij de deze behandeling. De zorgkosten in zowel de eerste- als tweedelijnszorg namen af en patiënten meldden zich minder vaak ziek.
Livestream van de promotie

Dinsdag 26 mei
Promotie (UvA), 14.00 u
Joey Kuijpers: Verschil man-vrouw bij aangeboren hartafwijking

Er is een verschil in prognose tussen mannen en vrouwen met bepaalde aangeboren hartafwijkingen, schrijft Kuijpers in zijn proefschrift over het vergroten van de kennis over de prognose van volwassenen met een aangeboren hartafwijking.

Kuijpers constateert verder dat patiënten met een aangeboren hartafwijking een verhoogd risico hebben op een infectie van het hart en op verworven hartziekte zoals een hartinfarct. Kunsthartkleppen verhogen in belangrijke mate het risico op een infectie van het hart.

Zijn onderzoek heeft de kennis over de prognose van volwassenen met een aangeboren hartafwijking vergroot, maar laat ook zien dat er veel onderzoek nodig is om de patiëntenzorg wetenschappelijk te onderbouwen.
Belangrijk is dat artsen volwassenen met een aangeboren hartafwijking als risicogroep zien voor verworven hart- en vaatziekten. Het behandelen van risicofactoren (zoals hoge bloeddruk en hoog cholesterol) is bij deze patiënten dus belangrijk.

Woensdag 27 mei
Promotie (UvA), 10.00 u 
Jack Yang: Beter inzicht in astma


Astma is lange tijd beschouwd als een longaandoening die gepaard gaat met longontsteking, belemmering van de luchtstroom, hoesten en slijmproductie. Sinds de introductie dertig jaar geleden zijn inademings-corticosteroïden en bronchodilatoren nog steeds de hoeksteen van het astmabeheer. Dit geeft aan dat de vooruitgang op dit gebied enigszins is gestagneerd.

De laatste jaren groeit het besef dat het astma-syndroom complexe en heterogene pathofysiologische mechanismen omvat. De biologische middelen die gericht zijn op specifieke type 2 cytokines hebben grote klinische verbeteringen laten zien bij astmapatiënten en illustreren het belang van gerichte therapie om de behandeling van astma te bevorderen.

Dit proefschrift poogt onontdekte pathofysiologische eigenschappen bij astma te identificeren. Yang heeft het therapeutisch potentieel van C1-remmer onderzocht in mensen en proefdieren.
Link naar proefschrift

Woensdag 27 mei
Promotie (UvA), 14.00 u
Ply Chichareon: Voorspellen risico van ingreep vernauwde kransslagader

Dit proefschrift beoordeelt en voorspelt het risico op ongewenste voorvallen bij patiënten met een vernauwing van de kransslagader als artsen de bloedtoevoer naar de bloedarme hartspieren herstellen. Chichareon gebruikt hiervoor het risicovoorspellingsmodel als objectief instrument om het toekomstige risico op ongewenste voorvallen te voorspellen.

Het achterliggende doel is dat artsen en patiënten met coronaire vaatlijden de juiste keuze maken voor hun juiste behandeling.

Belangrijk is dat het proces van risicostratificatie en -voorspelling dynamisch is als gevolg van de onvermijdelijke veranderingen in de kenmerken van de patiënt, de ziektelast en de evolutie van de behandeling.

De bestaande risicoscores van een patiënt kunnen verouderd zijn. De bevindingen van het proefschrift suggereren dat het bijwerken van de scores essentieel is en noodzakelijk kan zijn om de patiënt de best zorg te bieden.
Link naar proefschrift

Donderdag 28 mei
Promotie (UvA), 14.00 u
Diede Broekaart: Ontwikkeling van epilepsie verminderen

Twee belangrijke processen die betrokken zijn bij epilepsie zijn de onstekingsprocessen in het brein en de regulatie van een groep eiwitten, genaamd matrix metalloproteinases. In haar proefschrift beschrijft Broekaart onderzoek een inzicht om de epilepsieontwikkeling te verminderen.

De eiwitten zijn verantwoordelijk voor het kapot knippen van veel belangrijke moleculen in het brein. Hierdoor verergeren ze ontstekingsprocessen, ze maken de barrière tussen het bloed en het brein meer doorlaatbaar en ze kunnen tot gevolg hebben dat de zenuwcellen in de hersenen, de neuronen, meer signalen aan elkaar doorgeven. Dit heet het vuren.

Met meerdere strategieën heeft Broekaart deze eiwitten in toom proberen te houden. Ze ziet dat de remming daarvan leidt tot een drastische vermindering van epilepsieontwikkeling in verschillende modellen van de ziekte.

Ondanks de vele beschikbare anti-epileptica medicijnen heeft 30 procent van de patiënten er geen baat van. Bovendien bestrijden de middelen alleen de symptomen: de epileptische aanvallen. Er bestaat tot op heden geen middel dat de ontwikkeling van epilepsie tegenhoudt.

De bevindingen uit dit proefschrift bieden meer inzicht in het identificeren van processen die leiden tot epilepsie en brengen de ontwikkelen van medicijnen om de ziekte te voorkomen een stapje dichterbij.

Vrijdag 29 mei
Promotie (UvA), 14.00 u
Melissa Newling: Hoe antistoffen witte bloedcellen helpen

Mensen worden voortdurend blootgesteld aan ziekteverwekkers, zoals bacteriën, virussen, schimmels en parasieten. Ons lichaam beschermt zich hiertegen door de aanmaak van antistoffen tegen deze ziekteverwekkers. Deze antistoffen gaan op verschillende manieren een infectie. De antistoffen binden zich aan virussen en bacteriën waardoor de ziekteverwekkers geen lichaamscellen meer kunnen binnendringen. De witte bloedcellen kunnen ze dan makkelijker opruimen.

Newling heeft een nieuwe functie van antistoffen bestudeerd, namelijk hoe antistoffen witte bloedcellen helpen te herkennen met wat soort ziekteverwekker ze te maken hebben (een virus of een bacterie). Dit is belangrijk voor het activeren van de juiste afweerreactie op het juiste moment.

De promovenda heeft het onderliggende mechanisme hiervan geïdentificeerd en ontdekt dat antistoffen witte bloedcellen op twee verschillende manieren kunnen activeren. Dat doen ze door te binden aan zogenaamde Fc-receptoren, een familie van eiwitten aan de buitenkant van cellen. Tijdens een virale infectie wekken antistoffen daarmee een antivirale en tijdens een bacteriële infectie een antibacteriële afweerreactie op.

Deze nieuwe functie van antistoffen beschermt het lichaam niet in alle gevallen. Als de antistoffen niet gericht zijn tegen een ziekteverwekker, maar tegen het eigen lichaam, dan leidt ditzelfde mechanisme tot ongewenste afweerreacties. Deze aandoeningen heten auto-immuunziekten, zoals SLE.

Uit dit proefschrift blijkt dat bij SLE-patiënten die een gevaarlijke nierontsteking hebben (of hebben gehad), de afweercellen veel te sterk reageren op antistoffen, met als gevolg een ernstige ontstekingsreactie. Dit is een belangrijke bevinding, omdat het aanknopingspunten biedt voor nieuwe therapieën om nierontstekingen te remmen in deze groep van ernstig zieke patiënten.

Bron: Amsterdam UMC
Datum: 19 mei 2020

Meer nieuws